donderdag 29 november 2007

DIRK BOUTS


Het lijkt wel alsof Hans Op de Beeck zijn tentoonstelling (zie gisteren) volledig op maat van de Leuvense Sint-Pieterskerk heeft geconcipieerd. Uit zijn installaties spreekt duidelijk aandacht voor de ontmenselijking van onze hoogtechnologische maatschappij. Voor de vlucht van het lichaam in een dreigende technocalyps. In de kooromgang van het meesterwerk van de Brabantse hooggotiek stoot je op twee sublieme schilderijen van Vlaams primitief Dirk Bouts. Ook bij deze 'schilder van de stilte' lijkt het lichaam centraal te staan. De ene keer is het er. Dan weer niet. On/off.

De spierwitte installatie van Op de Beeck sluit aan bij De marteling van de Heilige Erasmus. Met afgrijzen aanschouw je hoe de derde-eeuwse katholieke bisschop en martelaar vakkundig wordt doodgefolterd: een windas draait meedogenloos de darmen uit zijn lijf. Ze liggen misschien wel in plastic rond het ziekenhuisbed van de moderne kunstenaar. Pronkstuk van de Schatkamer van de Sint-Pieters is echter Bouts' Het Laatste Avondmaal. We zijn op het drieluik getuige van de transsubstantiatie, de verandering van het brood en de wijn in het lichaam en het bloed van Christus. Het zou me niet verbazen als Op de Beeck in zijn werk een update wil maken van dit katholieke mysterie. Het schilderij uit 1464 zou hier trouwens nog altijd op de oorspronkelijke plaats hangen. Door de vensterluikjes zie je de Grote Markt tijdens de aanbouw van het Stadhuis. Jammer genoeg hangt het meesterwerk van Bouts aan de verkeerde kant om van een ware trompe l'oeil te spreken. (wordt vervolgd)

woensdag 28 november 2007

HANS OP DE BEECK


Als late tiener waagde ik me ooit aan Neuromancer, een roman die een onleefbare cyberwereld avant-la-lettre presenteert. Van de plot herinner ik me weinig: het baanbrekende cultboek uit 1984 is een dystopische thriller bevolkt door computerhackers en artificiële intelligentie. De titel van de cyberpunk novel van William Gibson is waarschijnlijk een woordspel met necromantie, het oproepen van de doden. Neuromancer is de vader van films als The Matrix. En sommigen beweren zelfs dat hij mee aan de basis ligt van het world wide web. Het is een moeilijke roman. Over een post-apocalyptische wereld waarin de lezer weinig ankerpunten vindt. Het enige beeld dat nog altijd op mijn netvlies staat gebrand, is een verlaten kantoorgebouw waarin het hoofdpersonage rondschooit. Een gebouw dat letterlijk in mijn herinnering 'leeft', want het opstapelend stof blijft aangroeien en overal wemelt het van kabels en apparatuur.

Aan Neuromancer moest ik denken toen ik in de Sint-Pieterskerk van Leuven een prachtige tentoonstelling van Hans Op de Beeck (Turnhout, 1969) bezocht. De kunstenaar huist tegenwoordig in Brussel en begint ook in het buitenland faam te verwerven. Op de Beeck maakt installaties en drie van zijn recente werken zie je tot eind januari in de Schatkamer van de kerk. Het is geen gezellige expositie geworden. Net als William Gibson roept Op de Beeck in 'Extensions' een geautomatiseerde wereld op waarin de technologie tot leven komt. Een gitzwarte installatie toont een bureau, bedolven onder modems, scanners, keyboards... De gebruiker is verdwenen. Alleen enkele vieze peuken, wat fastfoodafval en lege colabekers herinneren aan de computerwizzard. Die is misschien wel voorgoed door zijn computers opgeslokt, want de wirwar van kabels en interfaces lijkt tot leven te komen. A ghost in the machine. Hun onheilspellend gezoem klinkt als een mantra. Om de dode tot leven te wekken?

Visueel sterker is een intensive care unit. Een leeg ziekenhuisbed zwelt aan tot een web van infuzen en plasmazakjes. De soundtrack dompelt je onder in een ziekenhuis. Maar je hoort vooral geluiden die door de dikke ramen dringen: regen, ambulances... Het is een enorm krachtige en witte metafoor. Het lijkt wel of de patiënt is getransformeerd tot een netwerk van vloeistoffen en plastic darmpjes. De derde installatie is een omfloerst beeld van verlaten valiezen en overjassen, misschien ergens op een luchthaven. Hans Op de Beeck waarschuwt onomwonden voor een toekomst waarin we alle lichamelijkheid dreigen te verliezen. (wordt vervolgd)

dinsdag 27 november 2007

INTERPOL


Interpol laat op zijn huidige tournee de vrienden van Blonde Redhead de avond aftrappen. En hoewel deze gewezen kunststudenten al zeven langspelers op hun actief hebben, werd vrijdag toch in de eerste plaats hun laatste worp "23" (op 4AD) voorgesteld. Waar Blonde Redhead vroeger sterk aanleunde bij het geluid van Sonic Youth en andere New Yorkse underground, roepen ze nu vooral herinneringen op aan 4AD-labelgenoten als Cocteau Twins en Lush. Daaraan is zeker het ijle maar intense stemgeluid van zangeres Kazu Makino voor een flink stuk debet. Maar de composities bleken eens te meer meeslepend. Ook zo voor het volle Vorst dat eigenlijk voor Interpol was gekomen: de afsluitende titeltrack van die laatste plaat werd op meer enthousiasme onthaald dan de meeste support acts wordt gegund. En ook voor mijn part verdienden ze een bis.

Maar al snel is het halftien, en betreden New York's finest mood and doom rockers van Interpol het grote podium van de bunker. Volgepakt als Vorst is, duurt het even voor er wild wordt gereageerd. Wat niet kan verbazen bij hun muziek die het vooral moet hebben van de dromerige doodse stemming. Maar wat blinken ze hierin uit. En wat blijkt eens te meer welk een geweldige drie platen deze vier al uit hun mouw hebben geschud. Er werd opvallend veel teruggegrepen naar eersteling Turn on the Bright Lights. Maar evengoed stonden de songs van de recente Our Love to Admire intussen als een huis (nieuwe single No I in Threesome, het schitterende The Scale en The Heinrich Maneuver dat intussen een klassieker bleek). Ook in de schaarse visuals overheerste de rood-donkere belichting, wat veeleer aansluit bij het artwork voor hun eerste platen.

Zanger Paul Banks was weer weinig spraakzaam, maar des te beter bij stem – hun songs maakten woorden goeddeels overbodig. Wel werd ons herhaaldelijk op het hart gedrukt wat een fantastisch publiek we waren. En dat die liefdesverklaring welgemeend was bleek toen we na elven een tweede bisbeurt kregen met het schitterende Untitled uit hun eerste plaat, een voorrecht waarop tot nog toe enkel New York City zelve werd getrakteerd. Het was het schitterende slotakkoord van een erg mooi concert, waarmee Interpol een traditie van zeer gesmaakte concerten in de AB en op Rock Werchter schijnbaar moeiteloos verderzet. (dd)

maandag 26 november 2007

BENJAMIN BRITTEN


Gisteravond subliem gegeten bij A en P in hun eeuwenoude appartement in het hart van Leuven. Het koppel is verzot op Portugal en dat proef je: ik kan niet stoppen met opscheppen over hun bacalhau à bras, heerlijke stokvis met eieren en aardappelen. Een gerecht dat eens zo heerlijk smaakt in hun met liefde gerenoveerde woonst. Het is een warme plek die ik onmiddellijk associeer met Bach. Hoewel ik de muziek er nog niet hoorde, vormen de cello suites de perfecte soundtrack bij dit schrijn voor Pessoa. Onder het houten dakgebinte waan je je dichter bij God. En ook een beetje in Lissabon. Of is dat hetzelfde?

Groot was dan ook mijn verbazing toen P mij inderdaad - na het laatste glas Douro Supérior - een cd met cello suites toeschoof. Niet van Bach echter, maar van Benjamin Britten. Uitgevoerd door Pieter Wispelwey. Het is geen gemakkelijke muziek. Om te spelen. Maar ook in de zin van: ongemakkelijk. Als de suites van Bach je teder inpakken met een warme mantel, zet Britten de luisteraar geregeld in de kou. Het is tragische muziek die aftast. Mediteert. Soms op het macabere af. Russische thema's van volksliederen verweven bijvoorbeeld met Kontakion, de Russisch-orthodoxe hymne voor de doden.

De Britse componist droeg zijn drie composities op aan Mstislav Rostropovich, de briljante Russische cellist. Tijdens een bezoek aan Moskou was Britten immers getuige van een sublieme uitvoering van Bachs suites door zijn beroemde vriend. Het inspireerde de atheïst prompt tot enkele strenge, ingetogen variaties voor solo cello, die intussen tot de dramatische hoogtepunten behoren van het repertoire voor dit instrument. Britten componeerde de drie suites tussen 1964 en 1972, maar om onduidelijke redenen zou het genie Rostropovich alleen de eerste twee stukken opnemen. Wispelwey zorgt voor een meesterlijk gevarieerde registratie van de complete trilogie.

zondag 25 november 2007

DAGBOEK VAN EEN POES


Acht jaar geleden kwam Siegfried in mijn leven. Een vondeling. Een bodemloze kater. Leven met Siegfried is niet eenvoudig. Zeker niet toen Dora erbij kwam, een parmantige poes die me 's morgens over afgeknabbelde muizenkopjes doet uitglijden. Siegfried begon de boel onder te stritsen. Gespecialiseerde sprays helpen niet. Een tik voor zijn kop evenmin. Dora werd zwanger, maar niet van Siegie. Twee keer, toen moest ze naar de 'poezendokter'. Haar twee nesten gingen wel vlot de deur uit. Op dat vlak doen opvallende advertenties bij Colruyt en dierenwinkels wonderen. Alleen Mina bleef, een wandelende spin-machine in zwartwit.

Voor wie zelf katten heeft, is het laatste boek van Remco Campert heel herkenbaar. Echte literatuur kun je het hebbedingetje moeilijk noemen. Daarvoor is dit uitstapje van de Nederlandse schrijver iets te vrijblijvend. Dagboek van een poes telt nauwelijks meer dan 60 pagina's en beschrijft de vrij monotone wereld van Poef, die inwoont bij Bril (Campert zelf natuurlijk) en Rok. De dagboekfragmenten van Poef zijn vrij kort en hebben soms iets van - flauw woordspel, ik weet het - kattebelletjes. "Hondverdikkeme, wat verveel ik me." Ook Poef kan behoorlijk kinderachtig uit de hoek komen. Maar vaak is de toon charmant of gelaten: "Lang met een rups gespeeld. De dagen vloeien in elkaar over onder een blauwe hemel en een brandende zon."

Zeker naar het einde toe haalt Poef je aan en gunt je een kattenblik in haar soms hilarische leefwereld. Remco's poes schuwt allerminst filosofische overpeinzingen. Over het op-schoot-liggen. Over een leven zonder staart. Over Rode Harry, de Terreur van de Tuinen. En vooral over die vreemde wereld van tweebenigen: "Brils werk bestaat uit het zitten achter zijn werkmachine." Rok gaat buitenshuis werken. Tenminste, dat denkt Poef. Want "het is heel goed mogelijk dat Rok de hele dag achter de deur blijft staan." Wie niet van katten houdt, zal wellicht weinig plezier beleven aan dit niemandalletje. Maar al wie zijn leven deelt met Minoes, Fitoe of Rode Harry, vindt op elke pagina wel een grappig citaat. Misschien zelfs om hardop mee te grinniken. Met Minoes op schoot. Dat spreekt.

zaterdag 24 november 2007

PERSEPOLIS


Elke paar maanden deed ik trouw het belletje van de plaatselijke stripwinkel rinkelen. Alleen maar om te checken of het laatste deel van de sublieme strip Persepolis al lag gestapeld bij de nieuwigheden. Wandelend naar huis spiekte ik of het Iraanse hoofdpersonage veilig was toegekomen in Oostenrijk. Of ze onder een uiterst brutaal regime dan toch zou scheiden van haar eerste Iraanse man. Hoe haar integratie in Parijs verliep... Verwondert het dan dat ik al maanden uitkeek naar de verfilming door Marjane Satrapi van haar eigen strip? Afgelopen zomer kon je de in Cannes bekroonde tekenfilm in de Brusselse bioscopen zien. Voor de Nederlandstalige ondertitels was het wachten tot eergisteren. Met tien zaten we in de zaal. Dat is weinig voor een alom bejubelde film. Maar wie weet besluit alleen een strippubliek dergelijke films te savoureren. Toen de zaallichten aanfloepten, draaide ik me naar de twee oudere dames achter me. Wat ze ervan vonden? ' Een mooie film!' Hadden ze de briljante strip gelezen? 'Nee, dat niet.' Ik wist genoeg.

Het gebeurt zelden dat ik in een film wakker word. Van mijn eigen gesnurk. In Persepolis was dat jammerlijk het geval. Na een half uur zwaar geschut van data, regimewissels, liquidaties, vijandigheden, schermutselingen en opstanden moet het gebeurd zijn. Terwijl de strip fascineert door de lyrische tekeningen en aangrijpende anekdotes, verpakt in mooi afgeronde hoofdstukjes, ramt de film er in anderhalfuur de volledige Persepolis-cyclus door. In het eerste stripdeel rookt het minderjarige Iraanse meisje haar eerste sigaret, een reden om de film in de VS misschien zelfs te verbieden. Wat de 38-jarige regisseuse bij deze adaptatie echter presteert, doet eerder denken aan speed. Weg zijn de ingenieuze visuele vondsten. Weg de verstilde humor. Elke sensualiteit en melancholie werd vakkundig de mond gesnoerd, om de kijker toch maar alert te houden. Het moet zijn dat voor het medium strip andere wetten gelden dan voor de cinematografie. Wie hopeloos verliefd is op de naïeve maar hartverwarmende strip, loopt in de filmzaal een blauwtje. Persepolis is opgeslokt door de vuistregels van de videoclip. Marjane Satrapi is het stripwonder van het laatste decennium. Hoe ze een complexe politieke situatie sublimeerde tot een geniaal beeldverhaal, grenst aan het onwaarschijnlijke. Indrukwekkend hoe ze de grenzen van het medium aftast. De verfilming zal de gevoelige liefhebbers van het eerste uur echter teleurstellen. En wat veel erger is: misschien te weinig mensen naar de stripwinkel lokken.

donderdag 22 november 2007

SHARON JONES


Het moet begin dit jaar geweest zijn, op een late avond in het weekend. Ik struinde langs Het Depot, aan het station van Leuven. De deuren van het muziekcentrum stonden wagenwijd open; de kassa had de rolluiken al gesloten. Voor iemand zonder een eurobiljet op zak een buitenkansje. Nu ik haar laatste cd in de lader schuif, besef ik pas van welke stomende act ik toen getuige was. Een zwarte souldiva stond op het podium te stampen. James Brown was net gestorven en je zou gezworen hebben bij een reïncarnatie. In de huid van een hitsige soulsister.

Jong is ze niet meer, Sharon Jones. En de muziek die ze uitkeelt was net zo goed 40 jaar geleden op vinyl geperst. Alles aan de 51-jarige uit Augusta, de wieg van James Brown overigens, ademt 'vintage'. Haar platenhoezen. Haar look. En vooral: haar begeleidingsband. De Dap-Kings pompen onversneden 60's R&B. Op het in oktober verschenen 100 Days, 100 Nights klinken ze iets getemder dan op Naturally uit 2005, maar deze studioband blijft het perfecte substituut voor de JB's en Booker T & The MG's samen. Het is niet verwonderlijk dat ook Amy Winehouse hen op haar platen laat opdraven. Gun dat uitgebluste en geblutste wespennest even wat rust. Sharon Jones is a real mother for ya.

woensdag 21 november 2007

THE BOYS FROM BRAZIL


'Early one evening in September of 1974 a small twin-engine plane, silver and black, sailed down onto a secondary runway at Sao Paulo's Congonhas Airport, and slowing, turned aside and taxied to a hangar where a limousine stood waiting. Three men, one in white, transferred from the plane to the limousine, which drove from Congonhas toward the white skyscrapers of central Sao Paulo. Some twenty minutes later, on the Avenida Ipiranga, the limousine stopped in front of Sakai, a temple-like Japanese restaurant.'

Vorige week overleed schrijver Ira Levin. Op z'n 25ste debuteerde de Amerikaan met A Kiss Before Dying. Veertien jaar later verscheen pas zijn tweede, het door Polanski briljant verfilmde Rosemary's Baby, met Mia Farrow als baarlijke moeder van de duivel. Levin is een bestseller auteur. Van thrillers. En om nog wat olie op het vuur te gieten: Stephen King is een onvoorwaardelijke fan. Voor sommigen reden genoeg om het verzameld werk van deze auteur naar de papiermolen te verwijzen. Maar dat is buiten The Boys From Brazil uit 1976 gerekend. Nooit eerder hebben de eerste paragrafen van een roman me zo bij de keel gegrepen. De plot van The Boys is - om even eufemistisch uit de hoek te komen - vrij vergezocht. De beruchte nazi-kamparts Mengele leeft nog, in Zuid-Amerika. Maar Levin zorgt voor een update van de sinistere experimenten van 'De Engel des Doods'. Via genetische manipulatie wil de dokter een nieuwe Hitler creëren, een leider van het Vierde Rijk, en in het bovenvermelde, Japanse restaurant deelt de 'one in white' gruwelijke instructies uit. Het volledige verhaal uit de doeken doen, bederft elk leesplezier. Want dat is net de kracht van deze meesterlijke page-turner. Ira Levin toont zijn ware aard: meester van de suspense. Wie zijn deze gruwelijke maar dandyeske personages? Wie luistert het plan af? Wie zijn die jongens van Brazilië? Zelden heb ik een auteur gelezen die zo tergend sadistisch en gedoseerd zijn verhaallijn prijsgeeft. (Links Mengele in Auschwitz, rechts de dokter onder het alias 'Wolfgang Gerhard' in 1972 in Sao Paulo. In het midden zijn patiënten.)

donderdag 15 november 2007

PLANET TERROR


Ik had me gewapend met cola en snoep, en dat was geen slecht idee voor deze met smaak gemaakte Nacht van de Wansmaakfilm. Als aperitiefhapje kregen we de trailer voor de volgende Rodriguezproductie - Machete - voorgeschoteld. Al leek het even een neptrailer voor een onbestaande seventiesfilm. En de toon was meteen gezet. Het oorspronkelijke plan van maatjes Quentin - Grindhouse1: Death Proof - Tarantino en Robert Rodriguez was dan ook een double bill samen te stellen, die een eerbetoon zou worden aan de midnight movies uit de jaren zeventig. In de States werd hun project als dusdanig vertoond. Bij ons werd het in tweeën geknipt om de kassalade een keertje meer te laten rinkelen. Rodriguez, de regisseur van dit tweede deel, put uit alle trash- en horrorvaatjes. Planet Terror ontleent zijn taal aan:

1. Night of the living dead (in feite wordt de ganse Romero-trilogie dunnetjes overgedaan)
2. Invasion of the Body Snatchers
3. eender welke Russ Meyer
4. Death Race 2000
5. een Cramps videoclip naar keuze
6. Braindead en andere splatters
7. Cronenberg zijn body horror
8. Ichi the Killer
9. Gregg Araki's The Doom Generation (waaraan Rodriguez actrice Rose McGowan ontleende)
10. de golf van recente ebolafilms.

Een halve eeuw outsider cinema samengebald in anderhalf uur bloed en pus, gespleten koppen en afgehouwen teelballen en meer van dat lekkers. Dit alles geserveerd met een fraaie soundtrack van fifties sleaze en sixties rock, goeddeels verzorgd door Rodriguez en de zijnen zelf. Verwacht dus geen opzienbarende suspense of dramatiek, maar bijt je vast in dit fastfood filmspektakel. Door Rodriguez op smaak gebracht aan de hand van het perfecte recept voor de trashfilm. (dd)

woensdag 14 november 2007

PASCAL CROCI



Graphic novels hebben de strip een volwaardige status gegeven. Zeker als ze een humanitaire ramp als de holocaust belichten, durven ze wel eens op gelijke voet behandeld te worden met Literatuur met een hoofdletter. Maus van Art Spiegelman won zelfs de Pulitzer Prize. Maar daarvoor was er al de bombastische manga Barefoot Gen over de atoombom op Hiroshima. En de Eerste Wereldoorlog werd schrijnend, maar meesterlijk verbeeld door Jacques Tardi in zijn Loopgravenoorlog. Binnenkort verschijnt trouwens de verfilming van Persepolis bij ons in de zalen. Het is voor mijn part de meeslependste stripreeks van het laatste decennium. Hoe Marjane Satrapi haar eigen strip, over het Iran onder de ayatollahs, omzette naar het witte doek, lees je hier binnen enkele weken. In de tussentijd greep ik lichtjes vooringenomen en lusteloos naar Auschwitz, een 'striproman' van Pascal Croci uit 2003.


Vooringenomen en lusteloos, want ik herinner me dat critici deze ambitieuze strip bij verschijnen neersabelden. Maar liefst vijf jaar werkte de Franse auteur aan dit project, waarbij hij sprak met een tiental overlevenden van Auschwitz-Birkenau. Een zorgvuldige screening van de vermaarde documentaire Shoa moest de historische wetenschappelijkheid verzekeren. De critici hadden gelijk. Wat de lezer in handen krijgt is een vrij magere strip met dito verhaallijn. Croci creëert een enorm afstandelijke toon met grauwgrijs potlood en personages die geen enkel moment tot leven komen. Die doodse en beklemmende sfeer sluit dan misschien wel naadloos aan bij het onderwerp; het zorgt er tegelijkertijd voor dat je de laatste bladzijde behoorlijk onverschillig omslaat. Niet dat Croci je nooit rakelings wakkerschudt, maar Auschwitz is toch vooral een cerebrale strip en de coda met 'duidende' interviews en woordverklaring versterkt alleen maar die indruk. Dat is jammer, want een gevoelig thema als de Endlösung verdient meer dan een warrig narratief kluwen dat om een of andere duistere reden eindigt bij een etnische zuivering in het vroegere Joegoslavië.

dinsdag 13 november 2007

ERWIN WURM


Marcel Duchamp choqueerde bijna 100 jaar geleden de artistieke goegemeente met zijn urinoir. Middels een eenvoudige handoplegging promoveerde de Franse dadaïst dagelijkse voorwerpen tot kunstobjecten. Een halve eeuw later beloofde een al even tegendraadse beeldenstormer binnenkort iedereen zijn '15 minutes of fame'. Zap een halfuurtje langs alleen al Vlaamse zenders en je moet orakel Warhol wel gelijk geven. Een bastaard van die twee iconen van de 20ste-eeuwse kunst herken je met gemak in Erwin Wurm. Een sublieme tentoonstelling van de Oostenrijkenaar kun je nog tot het einde van de week bezoeken in het Leuvense STUK.

Ook bij Wurm worden ordinaire voorwerpen kunst. De Weense beeldhouwer snuffelde achter de coulissen van het kunstencentrum en haalde bankjes, stoelen en planken vanonder het stof. En de goedkoopste trui uit het Leuvense werd op zijn verzoek opgesnord. Anders dan Duchamp echter vraagt Wurm dat de bezoeker participeert aan het kunstwerk. Bij zijn One Minute Sculptures volg je poëtische instructies en word je zelf voor even - geen kwartier maar minstens euh... één minuut - een alom bewonderd kunstwerk. Het leidt tot absurde taferelen. In een begeleidende video verklaart hij: 'Mensen doen soms graag domme dingen.' En je moet het hem nageven: Wurm bouwt een kunstruimte met zwier om tot een conceptuele speeltuin waarvoor 'waardige' kunstliefhebbers staan te dringen.

Dezelfde videomontage toont ook Can't Stop van de Red Hot Chili Peppers. Regisseur Romanek liet zich voor de clip adviseren door de Weense artiest. Het leverde Wurm naar eigen zeggen instant fame. Alles wat we traditioneel onder beeldhouwkunst verstaan zet de kunstenaar op losse schroeven. Griekse, marmeren sculpturen worden bij hem uiterst tijdelijk en labiel, gestoffeerd met de lelijkste trui van de Wibra. Sommige beelden kunnen zelfs niet uitgevoerd worden. In het zaaltje achteraan zie je Wurm verwoed sinaasappelen stapelen, op twee voetballen balanceren of een handvol potloden in lichaamsholten proppen. Wurm haalt voorwerpen uit hun vertrouwde context en maakt er kunst van. Met vallen en opstaan. Niet te missen.

maandag 12 november 2007

THOMAS ALLEN


Pop-ups - het is algemeen geweten - zijn de hel. Zo dacht ik er ook over tot mijn oog op een recente publicatie van de oerdegelijke kunstuitgeverij Aperture viel. Uncovered (2007) is de eerste monografie - in een kartonnen uitvoering - van een zekere Thomas Allen (1963, Detroit). En wat deze graphic designer met een ouderwetse pop-uptechniek bereikt is magisch. Enkele jaren geleden zette hij zijn schaar in een paar vergeelde pulpromans uit de collectie van zijn oom, om de protagonisten op de cover een tweede leven te schenken. Zijn kunstwerkjes sieren intussen heruitgaven van de hardgekooktste auteur in Amerika: James Ellroy.

Femmes fatales en hard boiled detectives worden door Allen zorgvuldig uitgeknipt en in dromerige, driedimensionele tableaus gefotografeerd. Het lijkt onvoorstelbaar, maar photoshop komt er niet aan te pas! Het resultaat is recyclagekunst vol postmoderne spielereien. Pulpliteratuur die uitblinkt in seksisme krijgt plots een homo-erotische lading, protagonisten uit verschillende romannetjes gaan met elkaar op de vuist, beduimelde personages verdrinken in hun eigen cover of kijken je in soft focus aan door het achterplat. Uncovered valt een beetje klein uit om als koffietafelboek mee uit te pakken, maar het is wel de neerslag van een intrigerend oeuvre dat je graag zo dicht mogelijk in de buurt hebt.

zondag 11 november 2007

TRENTEMØLLER


Gisteren werd I Love Techno 'opgewarmd' door Trentemøller. Al om 21 uur verscheen hij op het podium van de yellow room, terwijl de modale club zelden de deuren opent voor middernacht. Een vreemde ervaring, want qua bekendheid boorde de Deen zich de voorbije jaren zeker naar de top. Anderzijds was Anders Trentemøller wel een buitenbeentje op het Gentse festival. Zijn muziek is geen zuivere dansmuziek, maar eerder een organische mix van minimalism, dub, ambient, techno en zelfs rock. Ik zou zelfs durven te beweren dat de Deen eigenlijk te intelligent is voor de afstompende nacht van droge beats waar I Love Techno een patent op heeft. Hypnotiserende soundscapes verglijden bij Trentemøller in opzwepende tempowisselingen of stuiteren in onverwachte bleeps, clicks en glitches. Het is bij momenten muziek die je evengoed in een gerenommeerd kunstencentrum zou verwachten, want de geest van regisseur/componist David Lynch waart ongedurig rond. Trentemøller verzorgde een ingenieuze live set en werd geflankeerd door drummer en bassist. The Last Resort, zijn laatste en bij wijlen briljante album, werd volledig door de mangel gehaald en vulde de enthousiaste zaal met hypnotiserende, enorm gedetailleerde klanktapijten. De perfecte backdrop: Laika in de ruimte, begeleid door vettige baslijnen en hyperkinetische tamboerijnen. Om 22 uur moest de technonacht nog beginnen, maar was het hoogtepunt eigenlijk al bereikt.

zaterdag 10 november 2007

BAJOFONDO TANGO CLUB


De wraak van de tango, dat beloofde ons een paar jaar geleden Gotan Project. Hun missie is zonder meer geslaagd: de Argentijnse dans zit in de lift. Toch is dat niet uitsluitend de verdienste van de Parijse groep. Vanuit de Zuid-Amerikaanse bakermat zelf bereikt ons al geruime tijd een soortgelijke vorm van electrotango. Bajofondo Tango Club is een zevenkoppig collectief van zangers, kunstenaars en componisten. En het zorgt, net als Gotan, voor een opwindende fusion van hypermoderne dance, ouderwetse tango en gestoorde samples.


Het bekendste lid van de Argentijnse club is ongetwijfeld Gustavo Santaolalla, u wel bekend van soundtracks voor Babel, Brokeback Mountain, Motorcycle Diaries, 21 grams... De veelvuldig bekroonde componist verkaste onlangs naar Tinseltown, kwestie van zijn woon-werkverkeer iets in te korten. Hollywood is momenteel de belangrijkste werkgever voor Santaolalla. Toch bracht hij met zijn groep pas Mare Dulce uit, ondanks een bijdrage van Elvis Costello in mijn oren een iets te bombastische verzameling van zweverige tango's. Neen, geef me dan maar hun tweede worp uit 2004. Superville barst van de ingenieuze vondsten en steekt het afgeborstelde Gotan Project gemakkelijk naar de kroon. Bajofondo Tango Club ensceneert in zijn grootsteedse elektronica een bloedmooie tangocrash.

vrijdag 9 november 2007

GEERT GOIRIS


Geert Goiris won deze week de vermaarde 'Grand prix international de photography de Vervey'. De Zwitserse prijs van 18.000 euro biedt de Vlaamse fotograaf de kans een artistiek project te realiseren aan de Zuidpool. De komende maanden trekt de 36-jarige Goiris per schip naar Antarctica voor een fotoreportage die zal resulteren in een science fiction-project in samenwerking met een schrijver. De neerslag van zijn maandenlange trip naar Princess Elisabeth, de Belgische poolbasis in aanbouw, wordt volgend jaar getoond in hetzelfde Vervey.

Eerlijk gezegd ben ik razend benieuwd naar de resultaten. Geert Goiris is een sublieme fotograaf: zijn beelden loodsen je binnen in een utopische wereld. Maar dan een utopie 'van gisteren', want de architecturale sotternieën die hij fotografeert, worden telkens gecounterd door een meedogenloze natuur, die elke vlucht in een toekomstfantasie zonder pardon met beide voeten aan de grond zet. Net als Star Trek confronteert hij ons met een onwereldlijk toekomstbeeld, maar dan meedogenloos vastgeroest in het nu. Het zijn artificiële beelden. Van verlaten interieurs, van ontheemde dieren, van uitgedoofde visioenen in desolate landschappen. Met een lange sluitertijd vat Geert Goiris in stilte de sluipende tijd.

donderdag 8 november 2007

PHILIP ROTH


Allerheiligen ligt alweer een week achter ons en een kerkhofbezoek zat er dit jaar niet in. Het wil niet zeggen dat ik in gedachten niet bij de doden was. Meer zelfs, de voorbije dagen heb ik intens meegeleefd met een verhaal vanuit het graf. Misschien wel de beste Amerikaanse schrijver van de laatste decennia publiceerde zopas een nieuwe: Exit Ghost. Het was een aansporing eindelijk maar eens Philip Roth's vorige, felbejubelde Everyman (Alleman in Nederlandse vertaling) uit de kast te nemen. Wie het werk van Roth een beetje kent, weet dat de intussen 74-jarige romancier graag aftakeling en erotiek mag verzoenen. Eros en Thanatos kruipen in zijn werk gretig samen onder de lakens. Zijn korte maar beklijvende roman uit 2001, The Dying Animal, leek wel een Amerikaanse remake van Wolkers' meesterwerk Turks Fruit.

De titel Everyman verwijst natuurlijk naar de middeleeuwse allegorie Elcerlyc, waarin het hoofdpersonage bij de Dood ter verantwoording wordt geroepen voor de daden tijdens zijn leven. In Everyman blikt Roth met zijn Joodse protagonist, een artdirector, terug op een onvolmaakt leven van gestrande huwelijken, vervelende en almaar langere ziekenhuisbezoeken en - onvermijdelijk bij de kranige auteur - seksuele hoogstandjes. Iedereen leeft zich onvermijdelijk naar zijn graf, dat is de teneur van deze roman.

Vooral de openingspagina's heeft Roth meesterlijk gecomponeerd: we zijn aanwezig bij de begrafenis van de hoofdfiguur en bekijken met hem de rouwende familie als het graf wordt dichtgegooid. Het is het startschot voor een levenslange flashback. Deze lucide verteltechniek herinnert me aan misschien wel de geniaalste film noir die Hollywood voortbracht. Sunset Boulevard (1950) van Billy Wilder opent met een onderwatercamera die inzoomt op het dode lichaam van een berooide pulpschrijver in een luxezwembad. De macabere voice over van de vermoorde Joe Gillis begeleidt ons in twee onvergetelijke uren naar de apotheose van zijn gitzwarte ondergang. Bij Roth is de doodsoorzaak natuurlijk iets prozaïscher.

woensdag 7 november 2007

NICK CAVE


The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford is een magistrale western. Daar zit het sublieme acteerwerk van Casey Affleck voor iets tussen. En natuurlijk ook de visuele schatkamer van regisseur Andrew Dominik. Maar wat deze film helemaal tot een mystieke ervaring maakt is de melancholische soundtrack van Nick Cave en Warren Ellis. Ik heb zelden zoveel hartverwarmende tristesse gehoord.

Mijmerend vioolspel en subtiele pianotoetsen weerspiegelen perfect de dubbelzinnige relatie - op sommige momenten is de erotische ondertoon te snijden - van outlaw Jesse James en zijn latere moordenaar. Het verleidelijke thema tast af, schurkt zich verlegen tegen je aan en duwt zich langoureus weer van je weg. Schimmen van antieke muziekdozen doemen aarzelend op en verdwijnen, net als de weidse sneeuwlandschappen op het scherm, weer traag in de mist. Nick Cave maakte met zijn collega-muzikant van The Bad Seeds met ruime voorsprong de aangrijpendste soundtrack van het jaar.

dinsdag 6 november 2007

MICHAËL BORREMANS


De eerder vluchtige poëzie van schilder De Maesschalck (uiterst links) is duidelijk schatplichtig aan het werk van Michaël Borremans (rechts), die trouwens ook onderdak vindt bij galerie Zeno X. Deze stijlvolle Gentenaar kreeg pas laat erkenning voor zijn nostalgische kunst, maar elk museum van formaat bezit intussen zijn werk. Een schilderij van De Maesschalck roept misschien vraagtekens op? De taferelen van Borremans zijn ronduit enigmatisch. Zijn beste werken ontregelen je.

Waar zijn die personages in godsnaam mee bezig? Wat is realiteit? Wat is afbeelding van een afbeelding van een speelgoedfiguur of porseleinen postuurtje? Borremans schept een parallelle wereld in bruine en grijze tinten die je onmiddellijk associeert met de jaren 40 en 50, met classeurs uit de kringloopwinkel, met absurde rituelen die perfect het Verzameld Werk van Kafka zouden illustreren.

De schilderijen van Borremans doen me denken aan de groene diesellocomotieven waarmee de Belgische spoorwegen ons twintig jaar geleden terug in de tijd reden. Borremans roept een bureaucratische Brave New World op, vol duistere machinaties en manipulaties achter gesloten laboratoriumdeuren in kale fabriekspanden. De arbeid van deze bandwerkers volgt een duistere, ons onbekende logica. Ook in zijn tekeningen schetst hij absurde, totalitaire visioenen. Speelser dan die van George Orwell, maar minstens even verontrustend. Ik zal het maar bekennen: het unieke universum van Borremans verslaaft.

maandag 5 november 2007

JAN DE MAESSCHALCK


‘Eenmaal buiten zul jij beslist van je benen profiteren’, krijgt een kostschoolmeisjes in de film Innocence van de conciërge te horen. In de volgende scène zien we haar verleidelijk met een roze handschoen over haar eigen benen strelen. Het is in één oogopslag duidelijk: Innocence Lost. Het voortdurend focussen van de regisseuse op maagdelijke meisjesbenen doet me denken aan de kaft van mijn exemplaar van Jeffrey Eugenides’ roman, The Virgin Suicides. Zowel het boek als de verfilming door Sofia Coppola roepen trouwens eenzelfde onirische sfeer op als de Franse film. Benen van (jonge) meisjes zijn een graag aangewende poëtisch-perverse metafoor. Dubbelzinnigheid troef.

Ook Jan De Maesschalck maakt er doeltreffend gebruik van in zijn rood aangelopen schilderij (midden). De befaamde galerie Zeno X aan de Leopold De Waelplaats in Antwerpen toont tot 1 december werken van deze schilder en illustrator bekend van zijn werk voor de boekenbijlage van De Morgen. Centraal in zijn werk staan beelden van jeugdige vrouwen die zich volledig verliezen in hun eigen, desolate wereld. Of in die van een boek, want meestal slingert er wel ergens een opengeslagen roman rond. De schilderijen op deze tentoonstelling zijn echter rijper, letterlijk en figuurlijk. De meeste hebben een scherpere rand. Er wordt hier en daar ingezoomd op lichaamsdelen, en verloedering of ziekte loeren soms om de hoek. Toch vallen de doeken moeilijk te duiden. De vrouwen van De Maesschalck blijven een gesloten boek. Hoewel de spierwitte Zeno X zeker de herfstblues zal verzachten, is de galerie niet elke dag open. De website geeft virtueel een volledige rondleiding.

zondag 4 november 2007

INNOCENCE


Het is helemaal niet zo verwonderlijk dat de regisseuse van Innocence Mauro niet te binnen wou schieten. De naam van de Française valt zelfs moeilijk uit te spreken: Lucile Hadzihalilovic. Haar debuut is een controversiële film. En als ik straks mijn dvd bij de videotheek achter het station inlever, hoop ik van harte dat de eigenaar me voortaan niet verdenkt van een pedofiele inborst. Want één ding mag duidelijk zijn: de ondertoon is allesbehalve subtiel. Een plas in de idyllische natuur vol zwemmende nimfijnen, een camera die maar al te graag in kikvorsperspectief scherpstelt op schommelende communicantjes, genoeg balletlessen om Degas mee murw te slaan...

Innocence is een poëtisch drama uit 2004 en speelt zich af in een gotische kostschool voor meisjes. Nieuwe leerlingen arriveren naakt in een doodskistje en wie tracht te ontsnappen zal op dezelfde manier vertrekken. De film druipt van de symboliek en reflecteert nostalgisch op ‘de tragedie van het ouder worden’. Mij deden de kostschoolmeisjes vooral denken aan foto’s van de Duitse Loretta Lux (rechtsboven). Haar portretten stralen iets unheimlichs uit: buitenproportionele kinderlijven schuifelen over de balk tussen kind en volwassen, tussen onschuld en medeplichtigheid. Haar fotoboeken zouden een catalogus kunnen zijn van onbetrouwbare buitenaardse wezens, of van audities voor een remake van Village of the Damned.

Ook de New Yorkse Anthony Goicolea creëert een sfeer verwant aan Innocence, met zijn getruceerde foto’s waarop hijzelf graag gekloond verschijnt. Hoewel Goicolea intussen de 35 is gepasseerd, lijkt hij vaak sprekend op jongens op de grens van de puberteit. Vooral zijn portretten van kostschoolgangers refereren uitdagend aan eenzelfde thematiek van androgynie en kinderlijke seksualiteit (rechtsonder).

zaterdag 3 november 2007

MAURO PAWLOWSKI


Vlaanderen telt misschien enkele halfgoden, nauwelijks fulltime goden en - als je rekenmachine het eerlijk speelt - maar één oppergod: Mauro. Gisteravond was de Antwerpse duivelskunstenaar centrale gast bij het festival 'De keuze van de muzikant' in het piepkleine maar uiterst charmante Filmhuis Klappei in Borgerhout. Mauro selecteerde het surrealistische The Holy Mountain, een excentrieke, spirituele trip uit 1973 van de Mexicaanse cultregisseur Alejandro Jodorowsky.

Na de uitverkochte vertoning vergastte Mauro de 50 aanwezigen op een intiem en duister miniconcert. Over een industriële noirsoundtrack debiteerde de zwarte cowboy eigen lyrics en cryptische horrordialogen, laverend tussen snijdende feedback, een spaarzame trompet en gegrom à la Tom Waits. Achteraf vroeg ik hem of The Holy Mountain hoog zou scoren in zijn top-3 van lievelingsfilms: 'Dit festival is vooral een kans om zo'n bizarre film nog eens op een groot scherm te zien. Maar in m'n top-3 zit hij niet. Dan kies ik eerder in willekeurige volgorde voor:

- Bronco Billy van Clint Eastwood: echt een schone westernklucht.
- Innocence: ik kan niet onmiddellijk op de naam van de regisseur komen. Het is een vrij recente verfilming van een novelle van Frank Wedekind. Fantastisch.
- Elvis on Tour: een concertregistratie uit zijn Las Vegas-periode. Die film is pas uit op dvd en zit vol schitterende splitscreens.'

vrijdag 2 november 2007

THERESIENSTADT


Deze week haalde Jo Vally uitgebreid de krantenkoppen. De Vlaamse schlagerzanger zat zogezegd vast in een Turkse gevangenis. Niet dus. Het verhaal bleek een smaakloze reclamestunt ter promotie van zijn nieuwe cd. Ironisch genoeg duwde een vriend op hetzelfde moment een hartverscheurende cd in mijn handen: Theresienstadt Project van Anne Sofie von Otter (Deutsche Grammophon, 2007).

De beroemde mezzosopraan zingt hier liederen die werden gecomponeerd in het Praagse Therezin, het concentratiekamp Theresienstadt dat de Duitsers oprichtten om het Rode Kruis te charmeren. In het modelkamp werd onder lichte dwang naar hartelust gemusiceerd, maar intussen werden wel massaal gevangenen afgevoerd naar Auschwitz om de indruk te wekken dat er in Therezin voor iedereen voldoende Lebensraum was.

Dat er in concentratiekampen werd gecomponeerd en gezongen is niet uitzonderlijk. Olivier Messiaen schreef in gevangenschap zijn beroemde Quator pour la fin du temps en elk kamp had wel zijn bigband of zelfs volledige orkest. Muziek verstrooide niet alleen de bewakers, maar hielp ook uitgeputte gevangenen naar hun werk te marcheren en begeleidde de gruwelijkste executies. Toch bevat deze cd in de eerste plaats melancholische liederen en een naam die daarbij onmiddellijk opvalt, is Ilse Weber.

Overdag verpleegde Weber zieke kinderen. ’s Nachts componeerde ze, zichzelf begeleidend op mandoline, liederen met hartverscheurende passages als: 'Ich möchte so gern nach Haus…' Niet dus. Op haar 41ste werd Weber naar de gaskamers van Auschwitz gevoerd. Sommige getuigen beweren met stelligheid dat ze in werkelijkheid haar zieke kinderen vrijwillig tot in de dood begeleidde. Het is een bovenmenselijke daad die je met andere oren naar deze intrieste muziek doet luisteren. En het is een ‘stunt’ waar Jo Vally een serieus puntje kan aan zuigen.


donderdag 1 november 2007

PARANOID PARK



In zijn laatste impressionistische meesterwerk Paranoid Park schaduwt regisseur Gus Van Sant de 16-jarige Alex op en rond een berucht skatecomplex in Portland. Deze veelvuldig verspreide still doet onwillekeurig denken aan de reeks Heads van Philip-Lorca diCorcia. In de jaren 90 verraste de Amerikaanse fotograaf toevallige voorbijgangers met verborgen opgestelde lampen en camera's. Het resultaat zijn sublieme beelden van in zichzelf gekeerde voetgangers in een moderne metropool. De kracht van de foto's schuilt vooral in de suspense die ze oproepen: wat gaat er door het hoofd van deze alledaagse pendelaars? Bovendien stralen de beelden de grandeur uit van film stills en verheft diCorcia mijmerende passanten tot iconen. Toch is er een belangrijk verschil met het beeld uit Paranoid Park. Skater Alex heeft wel degelijk een schaduwzijde. Hij raakte betrokken bij de moord op een veiligheidsagent, maar blijft ontkennen. Anderhalf uur circkelt Van Sant rond een protagonist die wordt verscheurd door angst en paranoia.