maandag 26 november 2007

BENJAMIN BRITTEN


Gisteravond subliem gegeten bij A en P in hun eeuwenoude appartement in het hart van Leuven. Het koppel is verzot op Portugal en dat proef je: ik kan niet stoppen met opscheppen over hun bacalhau à bras, heerlijke stokvis met eieren en aardappelen. Een gerecht dat eens zo heerlijk smaakt in hun met liefde gerenoveerde woonst. Het is een warme plek die ik onmiddellijk associeer met Bach. Hoewel ik de muziek er nog niet hoorde, vormen de cello suites de perfecte soundtrack bij dit schrijn voor Pessoa. Onder het houten dakgebinte waan je je dichter bij God. En ook een beetje in Lissabon. Of is dat hetzelfde?

Groot was dan ook mijn verbazing toen P mij inderdaad - na het laatste glas Douro Supérior - een cd met cello suites toeschoof. Niet van Bach echter, maar van Benjamin Britten. Uitgevoerd door Pieter Wispelwey. Het is geen gemakkelijke muziek. Om te spelen. Maar ook in de zin van: ongemakkelijk. Als de suites van Bach je teder inpakken met een warme mantel, zet Britten de luisteraar geregeld in de kou. Het is tragische muziek die aftast. Mediteert. Soms op het macabere af. Russische thema's van volksliederen verweven bijvoorbeeld met Kontakion, de Russisch-orthodoxe hymne voor de doden.

De Britse componist droeg zijn drie composities op aan Mstislav Rostropovich, de briljante Russische cellist. Tijdens een bezoek aan Moskou was Britten immers getuige van een sublieme uitvoering van Bachs suites door zijn beroemde vriend. Het inspireerde de atheïst prompt tot enkele strenge, ingetogen variaties voor solo cello, die intussen tot de dramatische hoogtepunten behoren van het repertoire voor dit instrument. Britten componeerde de drie suites tussen 1964 en 1972, maar om onduidelijke redenen zou het genie Rostropovich alleen de eerste twee stukken opnemen. Wispelwey zorgt voor een meesterlijk gevarieerde registratie van de complete trilogie.

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Ik weet dat het niet eenvoudig is om bijna dagelijks een culturele bijlage neer te schrijven ter verlichting van de overige mensheid, misschien is dit zelfs helemaal niet aan de orde. Het gevaar bestaat hierbij dat de auteur af en toe iets te scherp door de bocht gaat.

Britten een atheïst noemen is hiervan een voorbeeld. Ik geef toe, als gelovige heb ik vaak de neiging het omgekeerde te doen. Pessoa als schoolvoorbeeld van spinozist bijvoorbeeld (dus toch nog gelovig, wat ook kort door de bocht is). "Maar als God de bloemen en de bomen is
En de bergen en zon en het maanlicht,
Dan geloof ik in hem,
Dan geloof ik in hem op ieder uur,
En mijn hele leven is één gebed en één mis,
En een communie met de ogen en door de oren."

Britten daarentegen is misschien eenvoudiger. Zijn oeuvre bulkt uit van religieuze klanken - letterlijk en figuurlijk. Er bestaat weinig muziek die niet mystiek is en toch het mystieke als één van de centrale thema's heeft (of moeten we zeggen het mysterie).

Een magistraal voorbeeld hiervan zijn de opera's Peter Grimes en Billy Budd. "nooit meer naar beneden kijken, naar de diepten vanuit de hoogte! Maar ik heb een schip gezien in de storm, het verre, flonkerende schip dat niet het Lot is, en ik ben tevreden." Beiden spelen zich niet voor niets af in maritieme milieus. De zee is het symbool van het onbekende, het allesomvattende mysterie (de dood).

Maar genoeg dwaasheden: "Wonderen heeft het verricht - een drankje en het gezelschap van een vriend. Even niet zitten piekeren over wat geen zin heeft en dromen van dingen waarvan je beter niet droomt; nu kan ik de realiteit zonder vrees aan. Wat voor dag wordt het?" (Billy Budd)

zwartevijvers@gmail.com zei

Ik moet Britten even verward hebben met die andere Engelse componist: Ralph Vaughan Williams, een zelfverklaarde atheïst die - als ik het goed heb - toch ook behoorlijk wat kerkmuziek schreef. Ik zal het woordje atheïst dan maar vervangen door pederast. Misschien ook kort door de bocht, maar je kan niet ontkennen dat Britten niets liever deed dan jonge jongenskoren dirigeren. Met geheven stok, zeg maar. In ieder geval: de cello suites van Britten is bloedmooie muziek. Bedankt voor de tip.

Anoniem zei

En waarom maakt hij dan de opera "Death in venice", naar een novelle van Thomas Mann, ook niet vreemd van de liefde voor jonge knapen, naar alle waarschijnlijkheid gebaseerd op de figuur van Gustav Mahler, tevens 'vechtend' tegen de liefde voor knapen, over een man die de verward door de liefde of de erotiek, geen hulp biedt, verfilmd door Visconti, ook homoseksueel (met kleine jongentjes is bij mijn weten niet zo gekend).

Misschien geen toevallige rode draad doorheen het leven en vooral het werk van al deze heren. Niet toevallig misschien dat "Peter Grimes" over de zeer bedenkelijke relatie gaat tussen het hoofdpersonage en zijn jonge gasten en vooral over de veroordeling door de gemeenschap. "Billy budd", een jonge mooie matroos...

Doet de persoonlijke geaardheid ter zake om de werken van deze heren te waarderen? Ze is misschien niet goed te keuren. Dat wisten ze zelf ook wel (zoals de dood in Venetië ook aantoont).

Thomas Mann, de beschermeling van de Duitse cultuur ten tijde van algehele barbarij in de antifiguur van Hitler; een van de grootste romanschrijvers aller tijden. De Toverberg, duizend pagina's hemelse traagheid, een korte geschiedenis van Europa, van het denken en voorspelling van de waanzin.

Gustav Mahler, algemeen aanzien als de laatste grote symfonie componist (met een fascinatie voor het getal 10, zijn voorgangers stierven allemaal alvorens ze een tiende symfonie konden schrijven) maar geniet ook gerust van zijn orkestliederen.

Mag een kunstenaar meer dan een gewone sterveling? Neen. Maar het werk met een dergelijke statement met de grond gelijk maken lijkt mij eveneens niet eerlijk. Dit doet mij denken aan allen die Wagners muziek weigeren te beluisteren vanwege zijn connotatie met het nazisme. Of die andere twijfelachtige Duitser, toevallig wel een belangrijk filosoof van de twintigste eeuw, maar ja, hij heeft wel een bruin pak gedragen ergens in de periode '33-'45.

Er zijn slechts zeer weinig kunstenaar (en filosofen) die zich niet verbrand hebben op een of andere wijze.