maandag 4 februari 2008

JORGE LUIS BORGES

















Maar al te vaak vergissen mensen zich in de studieachtergrond die ik genoten heb. Vanuit een of andere rare kronkel in de hersenen denken ze dan dat een mens die godsdienst bestudeerd heeft – en nog steeds gefascineerd is door dit fenomeen – een sterk gelovige persoon is. Eufemisme zijn altijd wel te vinden - conservatief, niet bij de tijd, kuddedier en ga zo maar verder - en spoken door hun hoofden. De hoofden van de waarlijk verlichte geesten zeker? Dat er velen onder hen de Da Vinci Code van Dan Brown als waarheid aanzien zegt genoeg. En nu de graftombe van Romulus of Remus te Rome ontdekt is, is het einde (of begin) helemaal zoek. Waar is Kant wanneer je hem nodig hebt.

Onze tijd is gefascineerd door het wetenschappelijk onderuithalen van elk mogelijk godsdienstig bewustzijn. Zoals er altijd mensen geweest zijn die het fenomeen hebben willen bewijzen, zo zijn er ook (meer en meer) die het willen ontkrachten. Richard Dawkins is hiervan het meest actuele voorbeeld. Feit en speculatie door elkaar haspelen. De wetenschap is (slechts) één van de denkvormen waarvan een mens zich kan bedienen om de wereld te ordenen, en zo het menselijk bestaan zelf mogelijk te maken (aldus G. Van Riel). Verwijzend trouwens naar een essay van de Argentijnse filosoof-dichter Jorge Luis Borges over “een zekere Chinese encyclopedie” uit De analytische taal van John Wilkins. “De onmogelijkheid om het goddelijk schema van het universum te doorgronden, kan ons er echter niet van weerhouden menselijke schema’s op te stellen, al weten we dat deze provisorisch zijn.” Het essay heeft – naar het schijnt – aan de basis gelegen voor het filosofisch hoofdwerk van Michel Foucault Les mots et les choses.

Waarover men niet kan spreken, moet men zwijgen. Is een scherp zwaard dat aan twee kanten snijdt. Het wil vooral zeggen dat mensen, dat het menselijk denken, de wetenschap haar grenzen moeten erkennen. We zijn slechts nietige wezens op zoek naar waarheid of waarachtigheid. Ook dit is een onverifieerbare uitspraak. Een nietig wezen dat vrij mag denken dat het zelf god is, dat het onderworpen is aan een god. Dat het niets is, of alles tegelijk. Spreken of zwijgen! Geen eenvoudige keuze. Verheldering zonder zelf een uitspraak te doen.

Meer dan een natuurlijk ding ben ik een mens, vrij. Al zullen mijn genen daar misschien anders over beslissen. Maar menselijke mogelijkheden zijn niet (steeds) gebonden aan het enge milieu waarin deze is opgegroeid. Hoe bevrijdend kan de gedachte zijn dat we slechts nietige wezens zijn, afhankelijk van elkaar en toch zo vrij? De ander is mijn hel niet, al maak ik dat er soms wel van – ook dat is mijn vrijheid. Ook dit is een zo vaak uit de context gerukte frase.

Vaak heb ik echter het gevoel aan een zijlijn te staan. Niet werkelijk deel aan het geheel, er ook niet van onttrokken. Wil ik dat wel eigenlijk? Het stemt me in ieder geval tot nederigheid.

Mijn boeken (die niet weten dat ik besta)
Zijn net zo deel van mij als dit gezicht
Van grijze slapen en van grijze ogen
Dat ik tevergeefs in de spiegels zoek
En dat ik met mijn holle hand bestrijk.
Niet zonder een vanzelfsprekende bitterheid
Bedenk ik dat de wezenlijke woorden
Die mij uitdrukken op die bladen staan
Die niet weten wie ik ben, niet op die ik schreef.
Des te beter. De stemmen van de doden
Zullen mij voor altijd heten.

Jorge Luis Borges, Mijn boeken (P)

Geen opmerkingen: