zaterdag 8 maart 2008

L'HOMME QUI MARCHE


De wandelende mens is een vrij doorzichtige metafoor, die graag door kunstenaars wordt aangewend. In mijn geest verschijnen 'pop ups' van beelden. Van Rodin en van Giacometti. Titelpagina's worden in mijn geest met een zuchtje omgeslagen. Van Jean-Jacques Rousseau. Of van de beroemde Duitse regisseur Werner Herzog. Ook dirigent Sigiswald Kuijken pleegde onlangs, samen met zijn vrouw, een boekje over wandelen.

Wandelen is een heel eenvoudig beeld voor het leven zelf. Van punt A naar punt B. Lichtjes voorovergebogen. Van de 'womb' naar de 'tomb'. Gestaag doorstappen. En vooral niet verdwalen. Onlangs zag ik in een gespecialiseerde 'adventure' shop een GPS voor wandelaars. Ook de pelgrim gaat mee met zijn tijd. Recht op zijn doel af. En een futurist als Umberto Boccioni doet het met de nodige schwung.

Wandelen kan ook anders. Zonder richtingwijzers. En zonder eindmeet. De Japanner Jiró Taniguchi bracht enkele jaren geleden een prachtige strip uit. L'homme qui marche. Veel wereldschokkends gebeurt er niet in deze graphic novel, die ik alleen in een Franse vertaling vond. En van een verhaal is er al helemaal geen sprake. Een man wandelt door zijn stad. Elk hoofdstuk opnieuw. Hij staat even stil bij spelende kinderen. En zoekt zijn weg terug naar huis.

Op een andere tocht gebeurt nog minder. En alles: de protagonist is getuige van een vallend blad. Of hij stopt en snuift even de zoete lentegeur in. In een ander hoofdstukje mijmert hij over de zachte regen. Of loopt het straatje dood. Dialogen zijn er nauwelijks. En alleen van de grootste banaliteit. L'homme qui marche is de delicaatste strip die ik ooit las. Breekbaar als een haiku.

Geen opmerkingen: