maandag 10 maart 2008

ZIJN EN TIJD



Het symposium bij deBuren blijft doorzinderen in mijn hoofd. Wanneer ik om me heen kijk, zie ik vaak niets anders dan kwetsuren, wonden. Iedereen heeft ze. De een toont ze al wat sterker dan de ander. De een kan er minder goed mee omgaan dan de ander. Alsof we in een permanente staat van bloeden leven. En toch ook weer niet. Niets mag echt getoond worden. Niet dat ik een pleidooi voor pornografie houd. Maar verdringen heeft zelden positieve resultaten geoogst.

Verdrongen in de marge van een overigens perfect bestaan. Geluk is maar hoe je het bekijkt. Zoals die rode vlek op het schilderij de executie van Maximiliaan van Manet (tussen de benen van een van de soldaten). Of iets duidelijker, de val van Icarus van Breughel. Randfenomenen, bijna niet waar te nemen. En toch zijn ze er. Bepalen zelfs het geheel. De landbouwers zijn betekenisloos zonder de spartelende benen van de zojuist gevallen jongeman.

De naam Foucault is reeds gevalllen. Maar meer nog spookt de naam (en vooral het denken) van Martin Heidegger door mijn hoofd. Tien jaar geleden werd het hoofdwerk van deze Duitse filosoof Sein und Zeit vertaald in het Nederlands. Niet verwonderlijk dat we in het Nederlandse taalgebied op vele vlakken achter lopen. En ja, we weten het, hij heeft in een bruin pakje rondgelopen. Niet goed te spreken, dat is waar. Maar laten we het belang van zijn (radicaal) denken niet ontkennen. Hannah Arendt, Levinas, Gadamer,... allen zijn ze schatplichtig aan Heidegger.

Het Dasein als een Sein-zum-Tode. Het Dasein is zich ervan bewust dat het zal sterven, dat het elk moment kan sterven; dat betekent dat ‘doodgaan’ het leven doordrenkt en vormt. Iets dat er niet is, nog niet is, en toch bepalend is voor het doen en laten! De mens loopt zichzelf steeds vooruit. En dat is ook zijn paradoxale vrijheid, altijd onderweg. (P)

Geen opmerkingen: