maandag 17 december 2007

ANTONIO MUÑOZ MOLINA


Het kost soms enorm veel moeite en energie om de zalige luiheid van de sofa om te ruilen voor een of andere culturele uitstap. Eigenlijk kan je ook gewoon lezen over eender welke vorm van activiteit. Zo gebeurt het dat er vele interessante dingen de revue passeren zonder dat we ze ooit gezien hebben. Mens, verhaal van een wonde, was er zo een. Vorig jaar liep er een tentoonstellingsproject doorheen de Leuvense binnenstad, waarbij het accent vooral niet lag op de religieuze kant van de zaak. Hoewel het wel vanuit kerkelijke middens gesteund werd.

Niet de religie maar de mens stond centraal. In al zijn kwetsbaarheid, in al zijn lijden. Voor wie het niet graag hoort: dit is het centrale beeld in het christelijk geloof. De mens in zijn naaktheid en nietigheid. De mens die echter niet overheerst wordt door een almachtige godheid, maar door Iemand die zich als mens onder de mensen heeft bewogen. Niet om zich op te trekken aan alle miserie die er rondom hem gebeurt, maar juist om zich totaal te laten vernederen. Geen almachtig godsbeeld in het christendom – al hebben sommigen het ervan gemaakt – maar een radicaal kwetsbare God, die zich laat raken door het lijden. Hoe onverenigbaar is dit beeld met de vele oorlogen die gevochten werden in naam van deze grote mislukkeling? Die zich daarenboven liet kruisigen!

Het verwondert mezelf steeds meer dat bij het naderen van deze eindejaarsperiode, het gevoel met de tijd steeds zwaarder wordt. In plaats van licht en warmte overheerst vaak een verduisterde gemoedstoestand, waarin de geest lijkt te verdwalen in nietigheden en nostalgie. 'Het is juist nu, nu de afstanden kleiner zijn geworden, dat we ons steeds verder van huis voelen.' Verder van huis, als een vreemdeling ronddwalen, nergens een thuis vinden, nergens rust. Geen vrede, ook niet met zichzelf. Ik weet nog steeds niet hoe ik bij de roman van de Spaanse Antonio Muñoz Molina terecht kwam, maar zijn Sefarad. Het boek der ballingen is waarlijk wonderbaarlijk. Zowel door de onverhoedse wijze waarop de roman zich aan mijn oog opdrong – ik moet de titel ooit om een of andere duistere reden opgeschreven hebben in mijn agenda – als door zijn inhoud.

De gekwetste mens, ontheemd en verloren: 'Wie een verhaal verzint heeft de ijdele overtuiging dat hij zich meester maakt van de plaatsen, voorwerpen en mensen waar hij over schrijft; in mijn werkkamer, onder de lamp die licht werpt om mijn handen, het toetsenbord, de muis, (...), krijg ik maar al te vaak het gevoel dat niets van wat ik verzin of me herinner buiten mij en buiten deze afgesloten ruimte bestaat.' Franz Kafka en Primo Levi kruisen de levens van andere, fictieve ballingen. Sociaal en emotioneel losgerukt uit de o zo vertrouwde omgeving die eens de zijne was. Zoals ieder van ons zich buitengesloten kan voelen uit zijn leven wanneer hij getroffen wordt door ziekte, ongeluk, (on-)beantwoorde liefde.

Smaken verschillen, ik weet het. Enkele jaren geleden, in 2004, hernam de Nationale koninklijke opera La Monnaie/De Munt de prachtige uitvoering van Monteverdi’s opera Il ritorno d’Ullisse door de Zuid-Afrikaan William Kentridge. Het decor beeldde een levensgrote poppenkast uit. Een schets zie je rechts. De zangers moesten ditmaal geen uitdrukking geven aan hun personage; die rol was weggelegd voor de poppen die zij droegen. Een heel eenvoudige en vrij letterlijke enscenering van het verhaal (en de achterliggende filosofie). De mens die een speelbal is van de tijd, het lot en vooral de liefde... Maar er niet aan ten onder gaat!

Sterfelijk ben ik, gemaakt als mens:
Het minste kwelt me, een ademtocht knakt me.
Hard is de strijd tegen de tijd die me voortbrengt.
(...)
Sterfelijk ben ik, gemaakt als mens:
Vergeefs zoek ik een veilig heenkomen,
Want mijn frêle leven is een speelbal in handen van het lot.
(...)
Sterfelijk ben ik, gemaakt als mens:
De bloeiende jaren van mijn kortstondige jeugd
Worden de tirannieke god van de Liefde geofferd.
(...)
Waarlijk armzalig ben ik, gemaakt als mens:
Vertrouwen op blinden en kreupelen is toch een zotheid.
.
Een sterfelijk ding zijn we, speelbal van zo veel krachten waarop we geen vat krijgen. Kan kunst de wereld redden? Misschien niet. Maar één mens redden is al een overwinning. (P)

Geen opmerkingen: