donderdag 6 december 2007

INGMAR HEYTZE


Morgen zou ik een boompje willen opzetten over kak. Maar eerst: poëzie. Enkele jaren geleden verscheen van Ingmar Heytze de verzamelbundel Alle Goeds, bij uitgeverij Podium. We zouden er in eerste instantie misschien onze neus voor ophalen, ware het niet dat niemand minder dan Gerrit Komrij voorziet in een voorwoord. Komt daar nog bij dat de chroniqueur van de gevleugelde woorden behoorlijk lovend uit de hoek komt. Dat is opvallend, want de gedichten van deze 37-jarige Utrechtenaar zijn allesbehalve conventioneel. Heytze haalt de volledige literaire canon door de mangel. Hij parodieert. Hij persifleert. En vooral: hij schoffeert. Wat de Dewaele Brothers zijn voor de moderne popmuziek, is Heytze voor onaantastbaar gewaande belletrie.

Komrij: 'De hele rimram waar de poëzie eeuwen om draaide wordt tevoorschijn gehaald - en zie, Ingmar Heytze doet alsof zijn neus bloedt en begint opnieuw... Het resultaat is entertainment, helder - wat willen we meer?' Soms leidt dit tot verrassend diepgravende gedichten. Maar evengoed vermaalt Heytze het beroemde en lieflijke Zie je ik hou van je van Herman Gorter tot: Hoor eens ik haat je. Als opstapje naar morgen, geef ik zijn remix van een Nederlandse klassieker mee. Eerst het kapot gebloemleesde Jonge sla van Rutger Kopland. Daarna de versie van Heytze.


JONGE SLA

Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen, kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.

Maar jonge sla in september,
net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, nee.


WARME STRONT

Ik kan een hoop hebbe,
modder op me pijpe,
kots op straat, een portiek met
naalde stamp ik met droge oge
doorheen, daar ben ik
werkelijk hard in.

Maar hondenstront in oktober,
net gelegd, warm nog,
onder me zole, nee!

Geen opmerkingen: